Stelselherziening partneralimentatie

juni 22, 2015

Stelselherziening partneralimentatie
Een eerste verkenning met vooral aandacht voor het overgangsrecht

Al lang werd er naar uit gekeken, vooral door alimentatieplichtigen in de hoop dat met name de verkorting van de duur ook hen verlichting zou brengen.
Op 19 juni jl. werd het wetsontwerp dan eindelijk naar de Raad van State gestuurd en kon heel Nederland kennis nemen van de concrete voorstellen, die – als het aan de indienende partijen (VVD, PvdA en D66) ligt -medio volgend jaar tot inwerkingtreding zouden moeten kunnen leiden.

Voor eerder genoemde groep zijn de voorstellen alvast teleurstellend (de nieuwe wet geldt niet voor bestaande gevallen), alhoewel dit allemaal al redelijk duidelijk lag, nu bijvoorbeeld de Raad van State eerder al in haar advies m.b.t. het wetsvoorstel Bontes (voorstander van “onmiddellijke werking”) had uitgesproken dat de alimentatiegerechtigde (AG) gerechtvaardigde verwachtingen moet kunnen ontlenen aan voordien vastgelegde alimentatieaanspraken.

In het kader van het overgangsrecht is daarom gekozen voor “eerbiedigende werking”. Dit betekent dat het oude recht van toepassing blijft op partneralimentatie (PA) die vóór de inwerkingtreding van de nieuwe regeling door de rechter is vastgesteld of door partijen is overeengekomen.
Deze keuze wordt tevens gerechtvaardigd door de rechtszekerheid en bepalingen van het EVRM.
Het betekent ook dat alle bij de rechtbank vóór de dag van inwerkingtreding van de nieuwe wet in behandeling zijnde zaken volgens ”oud recht” worden afgewikkeld.

De Memorie van Toelichting (MvT) zegt er weliswaar bij: “tenzij partijen gezamenlijk ervoor kiezen het nieuwe stelsel van toepassing te verklaren”, maar dit zal in de praktijk m.i. van geen betekenis zijn, nu de belangen van partijen vanzelfsprekend uiteen lopen en niet valt in te zien waarom de AG met minder PA genoegen zou nemen.
Wél kunnen vragen worden gesteld bij deze zinsnede in de MvT, die ook voor de huidige praktijk al relevant kunnen zijn.

1.
Kan in zaken (reeds in behandeling vóór de inwerkingtreding van de nieuwe wet) van de AG in redelijkheid worden gevergd dat in een specifiek geval niettemin het nieuwe stelsel wordt toegepast?
Ook in andere situaties waar iets alleen bij onderlinge overeenstemming volgens de wet mogelijk is, kan immers toch toetsing op redelijkheid plaats vinden. Denk aan conversie bij pensioenverdeling, hetgeen volgens de wet slechts mogelijk is ingeval van overeenstemming daarover, maar waarbij de rechter de weigerende partij niettemin tot medewerking kan verplichten; Gerechtshof Leeuwarden 19 april 2012: De rechtsverhouding tussen echtgenoten wordt echter na echtscheiding niet alleen beheerst door de wet maar ook door de eisen van redelijkheid en billijkheid. Uit deze eisen kunnen rechtsplichten voortvloeien die aan een rechter kunnen worden voorgelegd.

2.
In hoeverre kan in dit soort ”oude zaken” inderdaad door partijen “gekozen” worden voor het nieuwe stelsel met als doel fiscale consequenties te voorkomen. Stel bijvoorbeeld dat de reguliere alimentatieduur 12 jaar zou bedragen, doch partijen voor het nieuwe stelsel kiezen met 5 jaar als (in hun geval) maximum, waartegenover afstand wordt gedaan van een substantieel bedrag aan overwaarde, is dan geen sprake meer van “afkoop van alimentatie”?

ANP-19611730_0

Gezien het beoogde overgangsrecht verwacht ik een grote toename van (ik noem ze maar) “alimentatiescheidingen”, scheidingsaanvragen door (veelal) vrouwen, die hun alimentatiepositie zullen willen veilig stellen “nu het nog kan”.
Waar deze vrouwen vóór 19 juni jl. wellicht nog aarzelingen hadden over een eventuele echtscheiding, zou het in aantocht zijnde nieuwe, voor hen nadeliger, stelsel hen wel eens tot eerdere actie kunnen doen besluiten.
In dit verband wijs ik er nog op dat zij er m.i. verstandig aan zouden doen om alert te zijn in een situatie dat hun echtgenoot degeen zal blijken die het echtscheidingsverzoek eerder al tot indiening bracht.

Mochten zij immers slechts bij zelfstandig verzoek om PA verzoeken zonder tevens de echtscheiding (net als de man) aan te vragen en trekt de man het verzoek te elfder ure in, dan dreigt een situatie dat een nieuw echtscheidingsverzoek dan inmiddels onder de regels van het nieuwe stelsel zal vallen.
Een dergelijke strategische procesaanpak door de AP zou overigens voorkomen kunnen worden door in de nieuwe wet een extra bepaling op te nemen, die inhoudt dat het oude stelsel op verzoek van (één van de) partijen wordt toegepast, indien korter dan één maand voorafgaand aan de inwerkingtreding van de nieuwe wet een eerder echtscheidingsverzoek door één van de partijen werd ingetrokken.

Tot zover wat eerste bespiegelingen, dit maal over vooral overgangsrechtelijke implicaties van het wetsvoorstel.
Veel commentaren uit het veld zullen naar verwachting op korte termijn volgen.
Er is dan ook nogal wat meer te zeggen over deze nieuwe wet, die niet alleen over de duur van de alimentatieverplichting gaat, maar ook een volstrekt nieuwe grondslag voor de rechtvaardiging ervan ( een lagere alimentatie tot gevolg hebbend), introduceert.
En passant worden dan ook nog even wat noviteiten voorgesteld die tot voor kort juridisch niet voor mogelijk werden gehouden , zoals het vóór het huwelijk bij huwelijkse voorwaarden kunnen uitsluiten of beperken van alimentatie na scheiding en het zonder consequenties (voor de PA) laten van een nieuwe partner aan de kant van de AG.
De komst van een nieuwe partner doet dan dus niet meer af aan de betalingsverplichting, ook als daardoor het welstandsniveau van de ontvangende partner stijgt.
Overigens kan ik uit de voorgestelde wetstekst niet opmaken of bij huwelijkse voorwaarden ook PA kan worden uitgesloten ingeval van nadien geboren kinderen.
Als dat inderdaad zo is, dan kan ik mij een heroverweging op dit punt voorstellen.

Tenslotte nog dit.
Zie ik goed, dan is er geen absoluut maximum aan de duur van de PA gekoppeld.
Betekent dit dat de alimentatieduur in sommige gevallen langer zal zijn dan volgens de huidige wetgeving?
Artikel 157 (nieuw), lid 3, lijkt dit te impliceren, nu de PA niet eerder eindigt dan op het tijdstip waarop de kinderen de leeftijd van twaalf jaren hebben bereikt.
Man en vrouw gaan scheiden, hebben een kind en een tweede is op komst, dat een half jaar na de echtscheiding wordt geboren.
In het huidige stelsel is de maximale alimentatieduur 12 jaar. In het nieuwe stelsel zou dat een half jaar langer zijn.
Is ook dit de bedoeling? Zo niet, dan valt ook hier aanpassing van de voorstellen te overwegen.

Wordt vervolgd.